· 

De tekenontwikkeling van een kind

Mijn moeder heeft van mij en mijn broers veel tekeningen bewaard. Het geeft een mooi beeld van mijn tekenontwikkeling en van waar ik op een bepaalde leeftijd mee bezig was. Het zijn voor mij waardevolle documenten die me net zoveel over mezelf vertellen dan mijn rapporten die vol staan met cijfertjes. Op school wordt vooral aandacht besteed aan de cognitieve ontwikkeling. Rekenen, lezen, spelling, taal…het wordt allemaal getoetst en de resultaten zijn terug te vinden in een rapport. Dat je de ontwikkeling van een kind ook kunt volgen in een tekening is veel minder bekend.

 

Een baby of peuter begint met gekras. Dan volgt een fase waarin bewuster bedacht wordt wat hij wil tekenen. Om op dat punt te komen zijn er aardig wat stappen nodig, maar die zet een kind zelf als hij daaraan toe is. De eerste teken jaren verlopen volgens een vast patroon, gebonden aan leeftijd.

Wie kent niet het “geklieder” van baby’s die sporen nalaten door toeval. Kliederen in zijn eten, smeren op zijn kleren (soms zelf met eigen ontlasting in zijn ledikant), het krassen op papier met potlood of met een takje in het zand. Het is motorisch uitleven, lichaamsgebonden expressie.

 

Rond het tweede levensjaar ontstaan ongeordende krabbels met strepen, stippen en wervelende kluwen. Een kind leeft in het plezier van de beweging en probeert zich de omgeving eigen te maken en zijn eigen krachten weer te geven. Bewegingen worden steeds gerichter en gaan over in ronde en rechte lijnen. Het kind zoekt naar evenwicht, mijn rug is recht, ik kan echt zelf staan!

Met het bewaren van evenwicht sta je in de ruimte. En daar verschijnen de kruizen; dit is mijn ruimte (als gespreide armen). Het kind kan zelf richting geven en kiezen. Als een kind een cirkel kan sluiten is het zich bewust van de binnenwereld (zichzelf) en de buitenwereld. Komt er een stip in die cirkel, dan weet het kind dat het een eigen IK heeft en zelf kan bepalen. “Ikke zelf”. De uitspraak ik ben twee dus ik zeg nee illustreert dit prachtig.

 

Tussen het 3e en 4e levensjaar gaat het kind ordenen. Het laat zich meer leiden door fantasie en minder door het lichaam. Beelden worden meer herkenbaar en kinderen geven op hun eigen manier weer wat ze waarnemen. Ze verwerken indrukken en proberen deze een plek te geven.

Er komen antennes aan de cirkel. “Zonnetjes” met stralen die uitreiken naar de buitenwereld. Wat is daar allemaal in die wereld te zien, horen, voelen? Krijgen die “zonnetjes” beentjes en armpjes dan noemen we dit de “koppoter”. Ook verschijnen er tekens als trapjes en ladders op papier.

 

Het blad wordt nog veelvuldig gedraaid. Er is geen boven of onder, geen hemel en geen aarde. Beelden dwarrelen op papier. Het kind wordt nog niet gehinderd door kaders en is de ruimte aan het verkennen. Het leven is een grote ontdekkingstocht. De tekening bestaat nog uit losse beeldelementen. Het kind maakt er zelf wel een verhaal bij dat ook steeds weer kan veranderen. Het uit de beleving van zijn eigen ik in de wereld. Een essentiële stap tot zelfontdekking. Zelfontdekking is een essentieel onderdeel van opgroeien en ontwikkelen. Daarom is het ook zo ontzettend belangrijk dat peuters en kleuters de ruimte en mogelijkheid krijgen om te experimenteren. Dat ze op hun eigen manier de wereld kunnen vormgeven en ze in hun eigen tempo kunnen opgroeien. 

 

Naar mate kinderen zich verder ontwikkelen ontstaat er bodem. Alles begint een beetje 'te landen'.  Dan beland het kind in een nieuwe tekenfase. Hoe het vandaar uit verder gaat vertel ik in een volgend blog.

 

 

Reactie schrijven

Commentaren: 0